Prediking 4 Augustus
Rechters 6:6-14, 7:1-7 (NBV)
Rechters 6:1-14
- Door toedoen van Midjan verviel Israël tot bittere armoede, en het volk riep de HEER te hulp.
- Toen de Israëlieten de HEER tegen de Midjanieten te hulp riepen,
- stuurde hij een profeet, die hun zei: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik ben het die jullie uit Egypte heeft geleid, ik heb jullie verlost uit de slavernij.
- Ik heb jullie bevrijd uit de greep van de Egyptenaren en van de volken die jullie hier bedreigden; die heb ik voor jullie weggejaagd en ik heb jullie hun land gegeven.
- En ik heb jullie gezegd: Ook al wonen jullie nu in het land van de Amorieten, hun goden mogen jullie niet vereren want ik, de HEER, ben jullie God. Maar jullie hebben niet geluisterd naar wat ik zei.’
- Toen kwam er een engel van de HEER. Hij nam plaats onder de Terebint bij Ofra, op het land van Joas, een afstammeling van Abiezer. Joas’ zoon Gideon was juist bezig tarwe te dorsen. Om te zorgen dat de Midjanieten de tarwe niet zouden zien, deed hij dat in de wijnpers.
- De engel van de HEER vertoonde zich aan hem en zei: ‘De HEER zij met je, dappere krijgsman.’
- ‘Mag ik u vragen,’ antwoordde Gideon, ‘als de Heer ons werkelijk bijstaat, waarom overkomt dit ons dan allemaal? Waar blijft Hij dan met Zijn wonderbaarlijke daden, waarover onze voorouders hebben verteld? Uit Egypte heeft Hij ze geleid, zeiden ze toch? Nu trekt Hij zich in elk geval niets van ons aan en zijn we overgeleverd aan de Midjanieten!’
- Toen wendde de HEER zich tot Gideon en zei: ‘Toon je moed en bevrijd Israël, dat is mijn opdracht.’
Rechters 7:1-7
- De volgende morgen vroeg sloeg Jerubbaal, Gideon dus, met zijn troepen zijn kamp op bij de Charodbron. De Midjanieten lagen iets noordelijker, in de vallei aan de voet van de More.
- Toen zei de HEER tegen Gideon: ‘Het leger dat je bij je hebt is te groot. Ik lever de Midjanieten niet aan jullie uit, want ik wil niet dat Israël zich erop beroemt dat het zich op eigen kracht heeft bevrijd.
- Maak daarom bekend dat iedereen die bang is, kan vertrekken en via het bergland van Gilead terug naar huis kan gaan.’ Daarop vertrokken tweeëntwintigduizend man; tienduizend bleven er over.
- Maar de HEER zei tegen Gideon: ‘Het leger is nog steeds te groot. Laat je manschappen naar het water gaan, daar zal ik voor jou een keus uit hen maken. Ik zal je zeggen wie er met je mee moeten gaan en wie niet.’
- Gideon liet de mannen naar het water gaan, en de HEER zei tegen hem: ‘Degenen die het water met hun tong oplikken, zoals honden doen, die moet je apart zetten van degenen die knielen om te drinken.’
- Driehonderd man likten het water op met hun tong, de overigen knielden om te drinken.
- ‘Met die driehonderd man die het water met hun tong oplikten , zal Ik jullie bevrijden,’ zei de Heer tegen Gideon. ‘Door hun toedoen zal Ik Midjan aan je uitleveren. De rest van het leger kan naar huis terugkeren.’