Prediking 15 Januari
Jesaja 55 vers. 1-13
Uitnodiging tot het heil
1 O, alle dorstigen, kom tot de wateren,
en u die geen geld hebt, kom,
koop en eet, ja, kom, koop zonder geld,
zonder prijs, wijn en melk.
2 Waarom weegt u geld af voor wat geen brood is,
en uw arbeid voor wat niet verzadigen kan?
Luister aandachtig naar Mij, eet het goede,
en laat uw ziel vreugde scheppen in de overvloed.
3 Neig uw oor en kom tot Mij,
luister, en uw ziel zal leven;
want Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten:
de betrouwbare gunstbewijzen aan David.
4 Zie, Ik heb Hem gegeven als Getuige voor de volken,
als Vorst en Gebieder voor de volken.
5 Zie, U zult een volk roepen dat U niet kende,
en het volk dat U niet kende, zal naar U toe snellen,
omwille van de HEERE, Uw God,
voor de Heilige van Israël, want Hij heeft U verheerlijkt.
6 Zoek de HEERE terwijl Hij te vinden is,
roep Hem aan terwijl Hij nabij is.
7 Laat de goddeloze zijn weg verlaten,
de man van ongerechtigheid zijn gedachten.
Laat hij zich bekeren tot de HEERE, dan zal Hij Zich over hem ontfermen,
tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig.
8 Want Mijn gedachten zijn niet uw gedachten,
en uw wegen zijn niet Mijn wegen,
spreekt de HEERE.
9 Want zoals de hemel hoger is dan de aarde,
zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen
en Mijn gedachten dan uw gedachten.
10 Want zoals regen of sneeuw
neerdaalt van de hemel
en daarheen niet terugkeert,
maar de aarde doorvochtigt
en maakt dat zij voortbrengt en doet opkomen,
zaad geeft aan de zaaier en brood aan de eter,
11 zo zal Mijn woord zijn dat uit Mijn mond uitgaat:
het zal niet vruchteloos tot Mij terugkeren,
maar het zal doen wat Mij behaagt,
en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Ik het zend.
12 Want in blijdschap zult u uittrekken
en met vrede voortgeleid worden.
De bergen en de heuvels zullen voor uw ogen uitbreken in gejuich
en alle bomen van het veld zullen in de handen klappen.
13 Voor een doornstruik zal een cipres opkomen,
voor een distel zal een mirt opkomen;
en het zal de HEERE zijn tot een naam,
tot een eeuwig teken, dat niet zal worden uitgewist.
Mattheus 13 vers. 1-9
De zaaier
1 Op die dag verliet Jezus het huis en ging bij de zee zitten.
2 En veel menigten verzamelden zich om Hem heen, zodat Hij in een schip ging zitten; en heel de menigte stond op de oever.
3 En Hij sprak tot hen veel dingen door gelijkenissen. Hij zei: Zie, een zaaier ging eropuit om te zaaien.
4 En toen hij zaaide, viel een deel van het zaad langs de weg; en de vogels kwamen en aten dat op.
5 Een ander deel viel op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had; en het kwam meteen op, doordat het geen diepte van aarde had.
6 En toen de zon opgegaan was, verschroeide het; en doordat het geen wortel had, verdorde het.
7 Een ander deel viel tussen de dorens; en de dorens kwamen op en verstikten het.
8 En weer een ander deel viel in de goede aarde en gaf vrucht, het ene honderd-, het andere zestig-, en een ander dertigvoudig.
9 Wie oren heeft om te horen, laat hij horen.